Eigen Brabantse herinneringen naar aanleiding van Van Duinkerken en een linosnede

Onlangs plaatsten we een stuk over Anton van Duinkerken als onderwerp in het werk van de Bergse kunstenaar Fons Gieles. Eén van die werken was de lino De Koewachter, waarvoor Gieles inspiratie vond in Van Duinkerkens beschrijving van de Sint-Josephstraat in zijn Brabantse herinneringen (1964). Dit was weer aanleiding voor Jeroen de Wit, een van de Vrienden van Anton, om een stuk te schrijven over zijn eigen herinneringen aan deze straat. Zijn notitie laat zien hoezeer dit stukje van de Bergse binnenstad door de jaren heen is veranderd.

De oudste jongen van bij-ons-over was koewachter. Ik heb hem om dit vak benijd. Hij droeg, dertien of veertien jaar oud, een donkerblauwe kiel en een zwarte luifelpet. Hij liep met een dunne stok achter de koeien aan, als ze ’s avonds naar de stallen kwamen. Dit was tot daaraan toe, doch hij bezat een koehoorn, waarop hij toeteren kon. Dan riep hij met golvende zangstem, zodra hij met zijn vee de hoek van de Stationstraat naar de Sint Jozefstraat omsloeg: ‘Loeie, loeie, loeie, daar zijn de koeien, loeie loeie, la, De koeien zijn daar!’. Op dit signaal gingen de stalpoorten open bij zijn vader, de Nul Verdult, en bij-ons-naast, bij de Trui Franken, want er woonden vijf koeien in onze straat en drie in de Wassenaarstraat.

Aldus schrijft Anton van Duinkerken (pseudoniem van professor Willem Asselbergs) in zijn autobiografische werk Brabantse Herinneringen (1964). De Bergse kunstenaar Fons Gieles (1924-1995) maakte bij het fragment een linosnede en stelde de plek ietwat fantaserend (of zo je wil romantiserend) agrarischer voor dan deze ooit geweest is. Want de Sint-Jozefstraat was wel een straat met aaneengesloten huizen, en geen losstaande boerderijen.

Fons Gieles, De koewachter (1979), collectie familie Gieles.

Willem Asselbergs werd geboren op 2 januari 1903 in Bergen op Zoom. Zijn ouderlijk huis stond in de Sint-Jozefstraat. Een straat waar ik als kind in de jaren zestig dagelijks twee keer vice versa doorheen liep om naar school te gaan. Een straat waaraan je de geschiedenis van de veranderingen in de Brabantse samenleving kunt aflezen, iconisch voor de omschakeling van een agrarische naar een industriële samenleving en van een kerkelijke omgeving naar een geseculariseerd winkelgebied.

Van Duinkerken geeft een beschrijving van een stukje Bergen zoals ik het nog enigszins heb gekend. De straten die hij noemt, volgden het patroon van de gesloopte stadswallen, en vertoonden in de jaren zestig nog de restanten van agrarische arbeid en industriële nijverheid. De Wassenaarstraat en Sint-Jozefstraat lagen op het terrein van de gesloopte vestingwerken van het stadje en daar woonden toen nog hoveniers. In de Wassenaarstraat hadden die ook hun winkeltjes, sommige groenten kwamen zo van het land. Omdat al die hoveniers Franken en Nuijten heetten, Musters of Verdult (‘daar wordt een half telefoonboek mee gevuld’ rijmde een carnavalsliedje), droegen ze allemaal bijnamen, zoals de ´kattenaaier´ en de ´Boeboe´, waar je toen twee kroppen sla voor een kwartje kon kopen. De Stationsstraat, die haaks ligt op deze straten, vormt de verbinding van de stad naar het station met zijn rijzige herenhuizen, die mede door toedoen van de overgrootvader van Willem, een invloedrijke industrieel, gebouwd zijn, en waar hijzelf in het midden woonde in een pand met de voornaamheid van een paleis.

De Sint-Jozefstraat draagt zijn naam naar het rectoraatskerkje Sint-Joseph, in de volksmond beter bekend als het Smitskerkske dat daar lag, een hulpkerkje van de Maagdkerk. Daarachter lag De Vetpan, zoals het complex in de volksmond heette, waarom weet ik eigenlijk niet: een groot gebouw van de Jozefgezellenvereniging, een soort patronaat geïnspireerd op het werk van de Duitse priester Adolf Kolping met als doelstelling om jongemannen boven de 17 jaar een ‘godsdienstzedelijke, sociale en culturele opvoeding’ te geven. Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog werd het grotendeels verwoest door een V-1; in mijn kindertijd was het een ruïneus complex. De Harmonie ‘Kolpings Zonen’, de Sjefkes in de volksmond, genoemd naar de Jozefparochie, repeteerde nog lange tijd in het Smitskerkse en in mijn tijd had ook de verkennerij daar nog een ruimte, bereikbaar via De Vetpan.

Aan de overkant lag de melkfabriek van de Wouwsche Coöperatie die doorliep tot in de Koevoetstraat waar een melkwinkeltje was. Liep je rechtdoor in de Sint-Jozefstraat, voorbij het urinoir, later stond er een friettent, dan kwam je in de Kloosterstraat, alwaar de scholen stonden van de nonnen (Franciscanessen van Roosendaal, oorspronkelijk een Franse orde) en waar ik bij soeur Fernanda de Montessori-kleuterklas deed. Jongens konden daar trouwens alleen terecht voor de kleuterschool; op veilige afstand van de meisjes was de jongensschool gevestigd van de Broeders van Huijbergen, waar ik mijn lagere school volgde.

Van Duinkerken vertelt dat zijn grootvader tijdens zijn geboorte in de kerk zat. De trotse vader, een bierbrouwer, stond hem op te wachten bij het uitgaan van de kerk en riep hem uit de verte toe: ‘Er is een nieuwe brouwer!’ ‘Dat treft’, sprak de oude man, ‘ik heb gisteren een nieuwe brouwerij voor hem gekocht!’. Dat was duidelijk bedoeld als een grap. Het betrof de oude suikerfabriek ‘De twaalf apostelen’ die rijp was voor de sloop. ‘Het enige plezier dat ik ooit van mijn eigen fabriek beleefd heb, is dat ik er de schoorsteen van heb mogen neerhalen’, meldt Van Duinkerken. De naam van die fabriek verraadt ook wat Brabantse -prozaïsche- humor. Het was zeker geen katholieke fabriek, maar de geldschieters waren bij de oprichting twaalf in aantal geweest! Deze fabriek heeft gestaan in de Bredasestraat, zo ongeveer tegenover waar ik woonde. In die straat was, als vervanging van het Smitskerkske, in 1913 de Sint-Jozefkerk gebouwd door de illustere bouwpastoor J. A. Jooren die zijn geld wel wist te vergaren bij de familie Asselbergs. Mijn moeder was een van de eerste dopelingen van de nieuwe kerk.

Sint Josephplein en -straat aan het begin van twintigste eeuw. Achteraan de Sint Josephkerk uit 1913 en uiterst rechts is ’t Smitskerkske te zien (collectie Foto Archief Bergen op Zoom).

Bergen op Zoom ging mee in de vaart der volkeren. Het hulpkerkje was in de jaren zestig nog een houtopslagplaats, tot het plaats maakte voor de Rabobank. Op de plaats van het patronaatsgebouw kwam begin jaren zeventig de Lucernaflat: op de begane grond C&A en daarboven een lelijke veertien verdiepingen tellende hoge kantoorflat, een doorn in het oog van de bevolking en een mislukt speculantenproject, want er waren geen bedrijven te vinden die er hun kantoor in wilden vestigen. Op de plaats van de melkfabriek kwam de Hema. Zo viel van lieverlee de hele Sint-Jozefstraat ten prooi aan de uniforme winkelnering van Kruidvatten-en-Xenossen.

De nonnenschool, de broederschool, de parochiekerk: ze gingen allemaal één voor één tegen de vlakte. Alleen het Heilig-Hartbeeld staat nog eenzaam op het Pastoor Joorenplein, met als opschrift Regi suo cives: ‘De burgers aan hun Koning’. Mijn schoonzus fietste met haar zoontje-van-pakweg-vijf achterop langs dit beeld. ‘Wie is die meneer?’, vroeg hij. Dat was nou niet de juiste plek en omstandigheid voor een catechese aan haar kind die zij bovendien niet gelovig wilde opvoeden. ‘Dat vertel ik je nog wel eens…’ Even was het stil achter haar. En toen een stemmetje: ‘Ik denk dat het Jezus is…!’.

Een laatste restantje. Alleen de straatnamen en een beeld waarvan bijna niemand nog de betekenis kent, herinneren aan een idyllisch Roomsch verleden…

Jeroen de Wit

Anton van Duinkerken in het werk van Fons Gieles

Het is dit jaar 25 jaar geleden dat de Bergse kunstenaar Fons Gieles (1924-1995) overleed. In Bergen op Zoom zullen velen hem nog kennen als leraar tekenen en schilderen aan het Mollerlyceum. Gieles en Van Duinkerken hadden opvallende overeenkomsten: beiden kunstenaar met een terugkerend katholiek signatuur in hun werk en allebei maatschappelijk betrokken. Gieles was goed bekend met het werk van Van Duinkerken, waardoor het niet zal verwonderen dat Van Duinkerken zelf enkele malen terugkeert als onderwerp van zijn werk.

Dit gebeurt voor het eerst in 1959 met het schilderij ‘De dood van Jan IV van Glymes op reis naar Spanje 1567’. Dit schilderij is geïnspireerd door Van Duinkerkens gedicht Jan van Glymes, waaruit het volgende citaat:


Te meimaand toog Jan de Vierde van Glymes
Met Montigny samen naar Spanje.
Zijn doodsbericht kwam in de hoog-zomer binnen,
’t Ontroerde de Prins van Oranje,
Zijn bezit werd door Alva gesequestreerd
En daarna door de Staten genomen.
Zijn volk bleef aan Nederland trouw met de trouw,
Waarmee het gehecht is aan Rome.

Fons Gieles, De dood van Jan IV van Glymes op reis naar Spanje 1567 (1959), collectie Carien Gieles.

Twintig jaar later haalt Gieles zijn inspiratie uit Van Duinkerkens Brabantse herinneringen (1964) . Het betreft een passage uit zijn beschrijving van de Sint-Josephstraat in Bergen op Zoom, waar zijn geboortehuis stond:

De oudste jongen van bij-ons-over was koewachter. Ik heb hem om dit vak benijd. Hij droeg, dertien of veertien jaar oud, een donkerblauwe kiel en een zwarte luifelpet. Hij liep met een dunne stok achter de koeien aan, als ze ’s avonds naar de stallen kwamen. Dit was tot daaraan toe, doch hij bezat een koehoorn, waarop hij toeteren kon. Dan riep hij met golvende zangstem, zodra hij met zijn vee de hoek van de Stationsstraat naar de Sint Jozefstraat omsloeg: ‘Loeie, loeie, loeie, daar zijn de koeien, loeie, loeie, la, De koeien zijn daar!’ Op dit signaal gingen de stalpoorten open bij zijn vader, de Nul Verdult, en bij-ons-naast, bij de Trui Franken, want er woonden vijf koeien in onze straat en drie in de Wassenaarstraat.

Gieles gebruikte deze beschrijving voor de lino die hij in 1979 als nieuwjaarswens verzond. Het werk draagt dan ook de titel ‘De koewachter’.

Fons Gieles, De koewachter (1979), collectie familie Gieles.

In 1984 volgt ‘De boerenmaaltijd’, waarop een impressie wordt gegeven van de boerenmaaltijd tijdens de vastenavend in Bergen op Zoom. Aan het hof van prins Wannes I (Jan van Giels) zijn verschillende bekende Bergenaren te zien, waaronder Anton van Duinkerken die prominent op tafel zijn rede uitspreekt.

Fons Gieles, De boerenmaaltijd (1984), collectie erven Jan van Giels.
Fons Gieles, voorstudie van Anton van Duinkerken voor ‘De boerenmaatijd’ (1984), collectie familie Gieles.

Gieles had ook een eigen blad, getiteld De Vreugdebloem. Het had een katholiek karakter en werd door Gieles zelf geschreven en in een oplage van circa 300 exemplaren verspreid. In de jaren tachtig wijdde Gieles ook in De Vreugdebloem tweemaal een artikel aan Anton van Duinkerken. In 1984 betrof het een stuk over zijn heeroom Dorus, met wie Van Duinkerken een speciale band had en in 1986 schreef hij een artikel over het dagblad De Tijd en Van Duinkerkens redacteurschap daarbij.

De hier getoonde werken zijn terug te vinden op www.fonsgieles.nl. Op deze website zijn ruim 800 werken uit Gieles’ oeuvre samengebracht en (voorzien van een beschrijving) digitaal ontsloten. Ook kunt u er meer lezen over zijn leven als kunstenaar, leraar, ontwerper, activist en gelovige.

Met dank aan Paul Gieles voor informatie over Anton van Duinkerken in het werk van zijn vader en de familie Gieles voor het gebruik van de afbeeldingen.

BAS-cursus over Anton van Duinkerken

In het cursusprogramma 2020-2021 van de Bergse Actieve Senioren is een module opgenomen over Anton van Duinkerkens leven en werk. De module wordt op 18 en 25 november 2020 gegeven van 14.00-16.00 uur door Pieter Huijgens en Michiel Besters (bestuursleden van Stichting Anton van Duinkerken Nu). Tijdens de cursus zullen zij spreken over belangrijke periodes in zijn leven en zijn meest voorname werken uitlichten. Ook zal een selectie van zijn dichtwerk worden besproken.

Kijk op de website van de BAS voor meer informatie over de cursus ‘Anton van Duinkerken: zijn leven en werk’: www.basboz.nl